Er zijn twee metingen uitgevoerd naar de hoogte van het afval van de stortlocatie Nauerna. In 2011 door Afvalzorg, daarna in 2012 door de gemeenteraad van Zaanstad. Beide metingen geven dezelfde meetwaarden. Toch concludeert het gespecialiseerde bureau dat Afvalzorg heeft ingehuurd dat er nog voldoende restcapaciteit is (circa 900.000 m3) en het bureau dat de gemeenteraad heeft ingehuurd, Inpijn-Blokpoel, dat er geen restcapaciteit meer is (circa 1,5 miljoen m3 tekort). Hoe kan het dat de metingen van beide bureaus gelijk zijn maar de eindconclusies die eruit worden getrokken zover uiteen lopen?

Verschillende uitgangspunten

De beide bureaus hebben verschillende uitgangspunten gehanteerd. Die verschillende uitgangspunten leiden tot een andere berekeningsmethode en zodoende tot een andere restcapaciteit.  Het verschil in uitgangspunten betreft ten eerste het al dan niet meerekenen van de zettingen en ten tweede het al dan niet meerekenen van de dikte van de bovenafdichting. Hoe het komt dat het bureau van de raad andere uitgangspunten hanteert, heeft waarschijnlijk te maken met gebrek aan deskundigheid. Het bureau (Inpijn-Blokpoel) is geheel onbekend bij de stortplaatexploitanten in Nederland. Om zeker te weten dat haar uitgangspunten kloppen, heeft Afvalzorg Grontmij gevraagd om een second opinion. Grontmij heeft veel ervaringen met stortplaatsen. Uit deze second opinion blijkt dat de berekeningsmethode van Inpijn-Blokpoel niet gebruikelijk is, dat verkeerde definities en uitgangspunten worden gebruikt én dat  Afvalzorg de juiste uitgangspunten hanteert. Ook Grontmij komt uit op een positieve restcapaciteit.

Zettingen

Door het gewicht van het afval wordt de ondergrond ingedrukt. Hoe groot de zettingen precies zijn is in werkelijkheid niet nauwkeurig te meten. Daarom tellen in Nederland voor het bepalen van restcapaciteit de zettingen niet mee. Alleen de vorm aan de bovenkant, de zogenaamde eindhoogte of eindcontour, is bepalend voor het vullen van de stortlocatie. De restcapaciteit is volgens het landelijk beleid daarom het verschil tussen de actuele hoogte van de afvalstoffen en de vergunde eindcontour. Ook als dat betekent dat het volume dat in de milieuvergunning is genoemd, wordt overschreden. Het volume dat in de vergunning staat, is namelijk een theoretisch volume. Zo wordt het ook uitgelegd in de toelichting van de vergunning en in het landelijk afvalbeheerplan (LAP). Om te voorkomen dat het vergunningvoorschrift verkeerd wordt uitgelegd, wordt momenteel een vergunningprocedure doorlopen om het voorschrift te verduidelijken. Het bureau Inpijn-Blokpoel heeft helaas verzuimd het ontwerpbesluit van de provincie in haar onderzoek te betrekken.

Maximale eindhoogte

De maximale eindhoogte in de milieuvergunning bepaalt hoe hoog de stortplaats moet worden opgeleverd na het volstorten en na de aanleg van de bovenafdichting met de leeflaag. In de aanvraag die ten grondslag ligt aan de huidige milieuvergunning is helaas een schrijffout geslopen. Er staat dat de maximale hoogte 30 m + NAP wordt inclusief de bovenafdichting, maar er wordt verwezen naar een inrichtingstekening inclusief de bovenafdichting waarop een maximale hoogte van 28 m + NAP staat. Dat scheelt dus 2 m stortcapaciteit = ongeveer 1,4 miljoen m3 afval. Afvalzorg kan aantonen dat sprake is van een schrijffout. Ook de vorige vergunning van Afvalzorg en het bestemmingsplan gaan namelijk uit van 30 m + NAP  inclusief de bovenafdichting. Afvalzorg zal een aanvraag indienen bij de provincie om de fout te laten herstellen.

We gebruiken cookies. Dit doen we om onze site persoonlijker en gebruiksvriendelijker te maken, onder andere door analyse van je bezoekersgedrag.

Sorry

De versie van de browser die je gebruikt is verouderd en wordt niet ondersteund.
Upgrade je browser om de website optimaal te gebruiken.