Zonder stortcapaciteit geen circulaire economie

Hoewel onze omzet iets lager was dan vooraf begroot, kunnen we wel stellen dat 2020 voor Afvalzorg een goed jaar is geweest. Ondanks de grote onzekerheid van de coronacrisis, PFAS en de importheffing op huishoudelijk afval, hebben we de focus weten te behouden: op de kwaliteit van onze activiteiten, en op duurzame ontwikkeling.

Wat dat laatste betreft waren we in 2020 de enige die mogelijkheid kon bieden om grond te wassen en te reinigen van PFAS. Ook hebben we grote vooruitgang geboekt bij het realiseren van zonneparken op onze locaties Brunssum, Braambergen, Weert en Wieringermeer en doen we met onze innovatieve fundering “Solarbase” mee aan een pilot voor zonnepanelen op dijken. Bij Bodemzorg lag de focus op innovaties en de afbouw van de nazorg.

Ook landelijk zien we dat duurzame ontwikkeling doorzet, met een groeiende circulaire economie als een van de meest in het oog springende componenten. Stortcapaciteit blijft hierbij hard nodig. Dat lijkt op het eerste gezicht tegenstrijdig, dus laten we daar eens wat uitvoeriger bij stilstaan.

Het is onze ervaring dat hoe succesvoller we met elkaar worden in de circulaire economie, hoe meer reststromen er ontstaan. Vaak worden grondstofketens circulair gemaakt, maar blijft er toch een restproduct achter. Bijvoorbeeld: gemeenten doen hun best om mensen zoveel mogelijk afval te laten scheiden. Dat gescheiden afval komt opnieuw in de kringloop, maar blijkt soms dermate vervuild, dat toch een deel verbrand moet worden. En waar je verbrandt, daar ontstaat ook bodemas dat je ergens kwijt moet.

Nu heeft Afvalzorg een samenwerking die deze bodemassen opwerkt naar grondstof voor de betonindustrie of immobilisatie. Daarnaast staat op Nauerna een van de wasinstallaties die Nederland rijk is. Wasinstallaties werken bodemas op tot een vrij toepasbare grondstof. Maar, zoals overal als je iets wast, blijft er een vervuilde stroom restmateriaal achter in de vorm van slib. Van de 2 miljoen ton bodemas die jaarlijks uit de Nederlandse verbrandingsinstallaties vrijkomt, komt na het wassen zo’n 300 Kton vrij als slib. Voor dat slib geldt een stortgebod. Dat is dus een nieuwe stroom, waarvoor stortcapaciteit nodig is. Iets vergelijkbaars zien we bij de verwerking van kunstgras. Ook hier zijn we in Nederland een trede hoger gegaan met recycling, maar de keerzijde is dat ook hier een nieuwe reststroom ontstaat die alleen nog maar gestort kan worden.

Al die reststromen bij elkaar, van steeds meer recyclingactiviteiten, leiden nog steeds tot allerlei soorten restmateriaal. En daar is stortcapaciteit voor nodig.

Daarmee is storten de fundering onder de Nederlandse afvalverwijderingsstructuur, en dus onder de circulaire economie. Misschien beleidsmatig ongewenst, maar keihard nodig. Zonder stortcapaciteit zouden veel initiatieven in de circulaire keten niet genomen kunnen worden.

Dit gegeven maakt dat wij al jaren ons uiterste best doen om onze stortactiviteiten zo secuur en zo veilig mogelijk uit te voeren. We zijn daarmee uitgegroeid tot marktleider met een leidende positie in de innovatieve manier waarop wij stortactiviteiten benaderen.

Moeite doen voor het echte verhaal

Het verhaal hierboven is veel complexer dan ik in dit voorwoord kan beschrijven. De Nederlandse afvalverwijderingsstructuur van nu is een subtiel samenspel van allerlei spelers die allemaal stappen willen zetten richting een circulaire wereld. Helaas worden we desondanks steeds sterker geregeerd door het “makkelijke verhaal”. Op allerlei niveaus merken we in de politiek en bij opiniemakers een gebrek aan belangstelling om het echte verhaal te willen doorgronden. En ik begrijp dat wel, want dat kost moeite en vraagt om doorzettingsvermogen.

Maar door een groeiende scoringsdrang van sommige politici merken we ook dat er simplismen de ronde doen die de grondstofketen geen recht doen. Het populaire narratief is dan dat afvalbedrijven niet thuis zouden horen in de circulaire economie. Dat storten en verbranden van afval uit den boze is. Maar ik kan u vertellen dat het storten van residu’s ook in het traject richting een circulaire economie nog decennialang nodig is. De afname in de te storten hoeveelheid zal naar mijn mening dus minder snel gaan dan dat nu door het ministerie van IenW wordt gedacht. Het standpunt van het ministerie geeft grote risico’s voor de nabije toekomst. Stortcapaciteit realiseren kost vele jaren. Als je nu geen stappen zet in het uitbreiden van de capaciteit (maar deze zelfs wilt verminderen) kom je binnen 10 jaar in grote problemen. En het is ook niet nodig; stortcapaciteit is een soort buffer die je wel of niet kunt vullen. Met de stortverboden heeft het ministerie al de mogelijkheid om stromen van de stortplaatsen te weren als er betere verwerkingsmogelijkheden zijn. Om het anders te zeggen: als je minder ziektes onder de bevolking wilt, helpt het niet als je daartoe alle ziekenhuizen sluit.

Circulaire economie begint echt te draaien

Tekenend voor de vooruitgang op circulair gebied in ons land is, dat het aanbod van te storten afval de afgelopen decennia enorm is afgenomen: in Nederland zien we een daling van 14 miljoen ton in 1990 naar 2 miljoen ton nu. Goed nieuws dus. Maar zoals ik in het begin van mijn verhaal schetste: die hoeveelheid blijft zoals ik het inschat nog rond het huidige niveau hangen. Aan de ene kant zien we misschien een afname door stromen die op een betere wijze verwerkt kunnen worden, aan de andere kant ontstaan er meer residuen uit nieuwe circulaire initiatieven. En dat is dus eveneens goed, want een teken dat de circulaire economie steeds beter begint te draaien.

Vanwege afspraken met onze omgeving komt onze locatie Nauerna in april volgend jaar aan het eind van de afgesproken stortcapaciteit. Nieuwe capaciteit is daarom hard nodig, al was het maar om calamiteiten in ons land op te kunnen vangen. Daarom gaan wij de komende jaren procedures starten, om op de bestaande locaties Zeeasterweg (Lelystad) en Wieringermeer (Middenmeer) de stortcapaciteit uit te breiden, zodat we de zekerheid creëren dat de stortstromen die in ons verzorgingsgebied vrijkomen ook in de toekomst veilig worden gebergd.

Coronajaar zonder besmettingshaarden

In 2020 was er natuurlijk wel meer aan de hand dan alleen een mogelijk tekort aan stortcapaciteit. Corona maakte dat we op een heel andere manier moesten werken, terwijl onze activiteiten zo goed mogelijk door moesten gaan. Dat is onze mensen uitstekend gelukt en daar ben ik ontzettend trots op. We hebben een goed thuiswerkbeleid neergezet, met alle denkbare faciliteiten, en in ons ruime kantoor met een minimale bezetting kunnen doorwerken. Enkele collega’s zijn buiten het werk om helaas besmet geraakt (waaronder ikzelf) maar we prijzen ons gelukkig dat er op onze locaties geen besmettingshaarden zijn geweest.

Onze omzet is in 2020 iets lager geweest dan begroot en dat had drie oorzaken: de importheffing op afval uit het VK waardoor wij minder stromen met een ontheffing van het Stortverbod hebben ontvangen (en dat is op zich een goede zaak), de plots ontstane crisis met PFAS en de stikstofproblematiek. Meer hierover leest u verderop in dit jaarverslag. Net als over het feit dat we steeds beter ons werk doen en steeds slimmer maatschappelijke problemen helpen oplossen. Om onze bedrijfscultuur hiervoor geschikt te maken, zijn we in 2020 gestart met een nieuw project samen met het middenkader. Afvalzorg wordt een bedrijf van bruggenbouwers, met een sterke strategie en een heldere focus op duurzame ontwikkeling.

Bert Krom,
directeur Afvalzorg

We gebruiken cookies. Dit doen we om onze site persoonlijker en gebruiksvriendelijker te maken, onder andere door analyse van je bezoekersgedrag.

Sorry

De versie van de browser die je gebruikt is verouderd en wordt niet ondersteund.
Upgrade je browser om de website optimaal te gebruiken.